Het verhaal van Zoë, vroedvrouw in spe
Voor het tweede academiejaar op rij wonen er studenten in Keizersberg. Niet zomaar enkele, maar in totaal een 90-tal. Verspreid over het ganse gebouw, maar toch vooral geconcentreerd in de westvleugel. Eén van hen is Zoë Naert, een 19-jarige studente vroedkunde. Een bevlogen studente, zoals je zal lezen, waaraan je met graagte de zorg voor je pasgeboren kind zou toevertrouwen.
Op kot om beter te studeren
‘Ik ben Zoë’, steekt Zoë van wal, ‘en ik ben 19 jaar. Ik volg momenteel het eerste jaar vroedkunde aan UCLL. Ik ben pas begin januari op Keizersberg terecht gekomen. Oorspronkelijk was ik namelijk niet van plan om op kot te gaan. Ik woon in Sint Gillis, in Brussel, en aanvankelijk pendelde ik gewoon op en neer tussen Brussel en Leuven. Een medestudente die hier op kot zit, troonde mij eens mee, en toen begon het te kriebelen om ook een kot te nemen. En wat ben ik blij dat ik besloten heb om dat te doen! Ik studeer hier een pak efficiënter dan thuis. Er is daar veel meer afleiding – mijn ouders met wie ik een babbel sla, of de TV die mijn aandacht trekt; hier kan ik me veel beter concentreren en vind ik gewoon ook meer rust. Mijn kamer ligt aan de kant van de binnentuin. Dat is heerlijk: ik hoor er veel minder auto’s dan in Brussel, en ik ben omgeven door groen. Hier heb ik ook meer mogelijkheden om samen met anderen te studeren, en ik merk dat dat mij motiveert: er is gewoon meer druk om echt goed door te werken. Fantastisch dus!’
Een sabbatjaar om mezelf te ontdekken
‘Tijdens mijn middelbaar studeerde ik wetenschappen-wiskunde’, gaat Zoë verder. ‘Dat is best een interessante richting, maar toch was ik aan het eind van mijn studies schoolmoe. Ik voelde dat ik in ademnood was en dat ik verlangde naar tijd en ruimte om mezelf te ontdekken en mijn persoonlijke identiteit te laten groeien. Zo ontstond het idee van een sabbatjaar. Ik wou dat jaar uiteraard zinvol aanpakken zodat het me echt groeikansen zou bieden. Mijn plan was om gedurende zes maanden als au pair naar Spanje te gaan. Dat bleek toch wat moeilijker te realiseren dan gedacht. Uiteindelijk heb ik diverse dingen gedaan tijdens dat jaar: ik heb een klein beetje gereisd – naar Berlijn en Polen en Praag, heel mooi! Maar vooral heb ik tijd doorgebracht in Engeland. Ik ben half Britse – mijn vader is een Brit. Het was heerlijk om bij mijn familie in Groot-Brittannië te kunnen zijn. Daar is overigens het vuurtje voor mijn studie vroedkunde beginnen branden. Op een dag zag ik er op TV een reportage over vroedvrouwen. Het raakte mij zó sterk hoe zij voor pas bevallen vrouwen en hun kindjes zorgden dat ik voelde dat ik dat ook wou doen. Eens terug in België werkte ik vier maanden in een crèche. Het plezier dat ik had door het omgaan met de kleine kinderen versterkte mijn aanvoelen dat ik iets in een zorgende richting met kinderen wou doen. Tenslotte woonde ik een openlesdag van UCLL bij, die de echte bevestiging bracht. “Dit is het!”, voelde ik. Zo ben ik dus aan mijn studie vroedkunde begonnen.’
Zorgend en gevend in het leven staan
‘Ik ben een vrij zorgend persoon’, vertelt Zoë nog. ‘Ik zie dat als het tegenovergestelde van egoïsme. Ik geef om mensen; ik beteken graag iets voor hen en ik werk graag samen. Een verschil maken in het leven van mensen beschouw ik als het leukste wat er is. Als vroedvrouw kan je dat. Een kind krijgen is iets heel groots: het is een enorme stap in het leven van mensen; het is best wel vermoeiend en een hele opgave om het goed te doen. Als vroedvrouw zie ik het als mijn taak om moeders en vaders daarbij te ondersteunen. Info geven zodat ze weten hoe ze het best kunnen aanpakken; hen geruststellen op het moment dat ze onzeker zijn; hen bevestigen dat ze het goed doen om hen op die manier meer zelfvertrouwen te geven.’
‘De afgelopen maand heb ik voor het eerst stage gedaan op de materniteit’, gaat Zoë verder. ‘Dat was best pittig maar ook bevestigend voor mezelf. Ik ontdekte er nog meer wat voor mij de essentie is van zorg en hoe ik zorg wil aanpakken. Tegenwoordig maakt een meer holistische aanpak opgang waarbij er meer rekening gehouden wordt met de behoeften, verlangens en noden van de moeder. Elke moeder kan een bevallingsplan opstellen. De regel is dat we als zorgverstrekkers dat plan zoveel mogelijk respecteren. Alleen wanneer er risico is op complicaties of gevaarlijke situaties voor moeder of kind grijpen we in. Ik kan me hier helemaal in vinden. Ik vind het belangrijk om de mens in de patiënt te zien en tijd te nemen om hen in hun specifieke noden en behoeften nabij te zijn. Tijd nemen om te helpen bij de borstvoeding bijvoorbeeld, of om hen uit te leggen hoe ze hun kindje moeten wassen. Ik kreeg positieve feedback op mijn stage, al stipten ze wel aan dat ik sneller moet leren werken. Ik begrijp dat wel enerzijds, maar anderzijds vind ik tijd geven net ook heel belangrijk. Dat wordt nog een evenwichtsoefening.’
‘Wat mij het meest raakte op stage, was iets kleins en voor mij toch zo belangrijk. Een vrouw die pas bevallen was, ging douchen. Ik mocht ondertussen haar kindje vasthouden. Niets spectaculairs natuurlijk, maar voor mij was het groots. Rustig met dat kindje in mijn armen mogen zitten, was zó zalig, zo warm, zo verbindend. Ik ben op mijn stage uiteraard ook met moeilijkere situaties in contact gekomen’, weet Zoë nog. ‘Een vader bijvoorbeeld liet zijn kindje alleen achter op het verzorgingskussen. Dat is potentieel gevaarlijk. Als vroedvrouw moét je daar een opmerking over maken, maar het is oefenen om dat op de juiste manier te doen. Gelukkig worden we daar in onze opleiding goed op voorbereid. We hebben bijvoorbeeld ook een vak rond communicatievaardigheden waar ons geleerd wordt hoe we in dat soort situaties moeten reageren: beleefd én professioneel, in je antwoord altijd refereren naar de medische invalshoek en niet ingaan op het gedrag zelf. Dat is niet altijd makkelijk, maar onze stagebegeleiders en de collega’s op de dienst helpen ons daarbij.’
‘Op welke manier ik later mijn beroep wil uitoefenen, weet ik nog niet helemaal’, rondt Zoë af. ‘Misschien wil ik wel het liefst werken in een groepspraktijk van vroedvrouwen. Je kan dan bij elkaar terecht en staat er niet alleen voor. En het maakt je job ook combineerbaar met een gezin, wat ik zeker ook wil. Hoe dan ook wil ik in deze richting verder, want aandacht, warmte en zorg geven vind ik belangrijk. Ik wil gevend leven. Als je geeft, krijg je. Het gevoel iemand geholpen te hebben, maakt mij gelukkig.’
De warme sfeer van Keizersberg
‘Omdat ik pas later in het academiejaar in Keizersberg ben terecht gekomen, was ik bang dat ik niet meer geïntegreerd zou raken en niet veel contact zou hebben’, zegt Zoë, ‘maar dat was helemaal niet het geval. Ik had meteen het gevoel dat ik welkom was en dat mijn kotgenoten me wilden leren kennen. Er heerst echt een warme sfeer op onze gang. We doen allerhande dingen samen: samen koken en eten, eens samen naar de cinema gaan; we hebben ook een bucketlist van wat we samen willen doen. Het is hier op Keizersberg meer dan gewoon op kot zijn; er is hier echt een kleine gemeenschap. Dat komt ook door de activiteiten die Keizersberg zelf organiseert. De maandelijkse broodjesmaaltijden bijvoorbeeld vind ik een leuk initiatief.
Er zijn heel wat leuke plekken op Keizersberg’, vertelt Zoë nog, ‘mijn kamer, het park – we zijn eens samen naar de sterren gaan kijken! –, de binnentuin. Maar de allerfijnste plek’, besluit ze, ‘is onze keuken. Want daar gebeurt het, de small talk, maar ook de diepgaandere gesprekken. Daar is er leven.’
Voorwaar een gedreven studente die ik kon interviewen, denk ik na afloop. Dank je wel, Zoë, voor het inspirerende gesprek!